Wanneer leerlingen in mijn les vragen hoe het is om uit de kast te komen, wordt er meestal gevraagd naar mijn verleden. De coming-out wordt sterk geassocieerd met mijn puberteit of schooltijd. Maar dan leg ik uit dat ik nog steeds regelmatig uit de kast kom. En dat ik daar soms best moe van word.
Iedere voorlichtingsles die ik met COC Haaglanden geef, kom ik uit de kast. Dat maakt onze lessen ook interessanter: leerlingen zitten op het puntje van hun stoel als je je persoonlijke verhaal vertelt. Daarmee geef je een abstract begrip een gezicht en een verhaal. Ze willen allemaal weten hoe dat gaat, wat je familie daarvan vindt en hoe je schooltijd was. En die oprechte interesse in hun gastdocenten vind ik het allerleukste aan lesgeven.
Maar ik vind het belangrijk ze uit te leggen dat je de rest van je leven mensen tegenkomt die ervan uitgaan dat je hetero bent. Kom je op een nieuwe werkplek? Je collega’s vragen snel genoeg of je een vriendin hebt. Nieuwe sportvereniging? Nieuwe huisarts? Nieuwe vrienden? Je blijft aan de slag. Dat houdt niet op nadat je op je zestiende uit de kast kwam.
Uit de kast komen is telkens weer een moment van spanning.
Het hoort er een beetje bij, je doet er weinig aan. Maar vermoeiend is het wel. Uit de kast komen is telkens weer een moment van spanning. Vaak omdat het pas gebeurt als mensen al een verkeerde conclusie hebben getrokken. Als je ze daar dan op corrigeert, moet je je direct afvragen: vinden ze dat raar? In welk hokje plaatsen ze mij nu? Vinden ze mijn vraag waarom ze uit zijn gegaan van een vrouw als partner misschien wel heel confronterend of brutaal? Wat nu als ze afwijzend zijn? Iedere keer dat ik uit de kast kom, is er een moment van potentiële onveiligheid.
Mijn mede-voorlichter Marco omschreef een mooi voorbeeld in een les die we samen gaven op een middelbare school. Voor een medische keuring via zijn werk werd zijn hartslag gecontroleerd via sensoren op zijn borst. Toen hij bij de behandelaar ineens kenbaar moest maken dat hij getrouwd is met een man in plaats van een vrouw, schoot die hartslag in een piek omhoog. Niet per se omdat de arts er iets negatiefs van had gezegd, maar omdat het onbewust een moment van kwetsbaarheid is.
Een vriendin, die toevallig op vrouwen valt, was bij haar gynaecoloog en werd gevraagd of ze seksueel actief was. "Jazeker", zei ze, ze had immers een relatie met haar vriendin.
"Welk voorbehoedsmiddel gebruik je? Ben je aan de pil?"
"Nee hoor", zei ze.
"Gebruik je condooms?"
‘Nee, ook niet."
Haar gynaecoloog keek haar angstig aan, alsof het een wonder was dat ze nooit zwanger was geweest, of dat ze medelijden verdiende om een mislukte kinderwens. Had dan ook even geïnformeerd naar met wie ze seks had, of op welke manier. Ja, daar had ze ook best zelf mee kunnen komen, maar van een medisch professional mag je beter verwachten. Toch?
Een arts zou moeten weten dat uit de kast komen letterlijk en figuurlijk je hartslag verhoogt.
Een soortgelijke ervaring had ik een paar jaar geleden in het ziekenhuis. Tijdens een pijnlijke medische behandeling, waarvoor ik al erg gespannen was, besloot de arts even te informeren naar mijn privéleven. Het was de eerste keer dat ik haar ontmoette en ik denk dat dit praatje haar methode was om mijn aandacht af te leiden van de ingreep zelf. Mijn toenmalige vriend ging die dag mee en zat in de wachtkamer op mij te wachten. En ineens vroeg de arts: "Heb je een vriendin?" Als iemand met medische instrumenten je pijn aan het doen is, zit je echt niet te wachten op meer spanning van het corrigeren met ‘Nee, een vriend'. Als ze mij gewoon eerst eens had ontmoet bij een voorgesprek, had ze mijn partner naast mij zien zitten en een andere vraag geformuleerd.
Een arts zou moeten weten dat uit de kast komen letterlijk en figuurlijk je hartslag verhoogt, zeker als je al gespannen bent. Zelfs als je een fuck you-attitude opzet of je schouders erbij ophaalt, kost dat je energie. En niet alleen in het ziekenhuis.
Het is eigenlijk best te begrijpen dat mensen ervan uitgaan dat ik hetero ben. Dat is immers de overgrote meerderheid.
Valt hier iets aan te doen? En wil ik dat? Het is eigenlijk best te begrijpen dat mensen ervan uitgaan dat ik hetero ben. Dat is immers de overgrote meerderheid. We zijn van jongs af aan gewend geraakt dat je met die vragen en verwachtingen meestal wel goed zit. Iedereen die niet aan dat beeld voldoet, opzadelen met de taak die verwachtingen te corrigeren, is ook ongemakkelijk en roept vaak weerstand op. Ik hoor dan ook weleens van homo- of biseksuele vrienden die zeggen: "Ik laat het in nieuw gezelschap zo snel mogelijk even vallen, bijvoorbeeld wat ik dit weekend met mijn man/vriend heb gedaan. Dan zijn we er maar vast vanaf."
Maar tegelijk denk ik: als de maatschappij er niet zo standaard van uit gaat dat iedereen hetero (en cis-gender) is, hoef ik niet meer overal uit de kast te komen. Hoef ik niet meer die drempel over te stappen en hopen dat de reactie goed is. Of zoals mijn collega Marco het zei: "Soms laat ik mensen nog even in die waan, tot ze het zelf fout zeggen en iemand ze moet vertellen dat de aanname niet klopt. Laat hen maar even zweten, hoef ik het een keertje niet te doen."