Wat mag liefde heten en wordt als zodanig gelijkwaardig gewaardeerd? Politiek en kerk zijn er dezer dagen maar druk mee.
In Roemenië gaat het volk in oktober in een referendum stemmen over wat als een familie mag worden erkend en in ons eigen land wordt in de synode (het landelijk bestuur) van de Protestantse Kerk in november opnieuw gesproken over het kerkordelijke onderscheid tussen de wijze waarop hetero- en homorelaties in de kerk bevestigd worden. Drukte om definities, grenzen trekken, duidelijkheid verkrijgen, terwijl we vergeten waar het tussen mensen eigenlijk om gaat en wat werkelijk gewaardeerd zou moeten worden.
Roemenië maakt alweer enige tijd onderdeel uit van de Europese Unie. Dat is helaas geen garantie voor de erkenning van mensenrechten, zeker niet die van LHBTQ’s. Veranderingen hebben natuurlijk tijd nodig, maar het schiet niet op als politici gevoelige onderwerpen gaan gebruiken om zichzelf een groot electoraat te verschaffen en hun land een valse identiteit.
Het zet aan tot discriminatie, wettelijk verankerd nog wel, waarbij ongelooflijk veel mensen in de kou komen te staan.
Beide motieven zijn dubieus – al zullen zij die als zodanig niet erkennen – en gaan ten koste van de rechten en veiligheid van grote groepen mensen. In dit geval probeert men in Roemenië, via genoemd referendum, af te dwingen dat een familie als zodanig grondwettelijk alleen erkend kan worden op basis van een huwelijk tussen een man en een vrouw. De huidige bewoordingen in de Roemeense grondwet laten alle opties nog open. Het referendum is het voorlopige eindresultaat van een burgerinitiatief aangevoerd door zogenaamde ‘pro family’-organisaties waaraan zo’n drie miljoen Roemenen zich hebben verbonden door hun handtekening. Treurig feit is de openlijke steun van de Roemeens-Orthodoxe Kerk en haar uitsluitende opvattingen over mensen met een andere seksuele oriëntatie dan wel een andere familiesamenstelling dan de zogenaamde ‘traditionele’. Dat de kerk hier eigen opvattingen over heeft en die wil ventileren, is wat mij betreft het probleem niet, wél dat de kerk de eigen moraal tot staatsmoraal verheven wil zien.
Het is ver verwijderd van de verbindende rol die kerken zouden moeten spelen. Het zet aan tot discriminatie, wettelijk verankerd nog wel, waarbij ongelooflijk veel mensen in de kou komen te staan, om nog maar niet te spreken van de maatschappelijke afschuw en haat tegen LHBTQ-personen die deze houding van de kerk oproept. De Roemeense LHBTQ-beweging en ook de Roemeense lidgroep van het Europees Forum van christelijke LHBTQ-groepen biedt dapper weerstand (deze mensen zijn ware helden), maar het is de vraag of het in Roemenië goed afloopt.
Ik ben trots op mijn kerk die een kerkorde kent die nu al het zegenen van andere levensverbintenissen insluit. Dat doen maar weinig kerken mijn kerk na.
In de Protestantse Kerk in Nederland buigt de synode zich in november andermaal over de manier waarop men de bevestiging van een huwelijk in de kerk wil definiëren. Vooralsnog kan een huwelijk tussen een man en een vrouw worden ingezegend, ‘andere levensverbintenissen’ worden gezegend.
Ik ben trots op mijn kerk die een kerkorde kent die nu al het zegenen van andere levensverbintenissen insluit. Dat doen maar weinig kerken mijn kerk na. Maar nu is het tijd om van dit laatste beetje ongelijkwaardigheid afscheid te nemen en te laten zien hoe ruim van hart een kerk hoort te zijn, al was het maar om alle ongelijkwaardigheid, discriminatie, onveiligheid en haat in zovele andere landen en kerken te weerspreken. Afbakenen, grenzen trekken, identiteit zoeken – het is ín, ook in veel kerken. Het dient echter tot niets als een grens of een definitie mensen van elkaar verwijdert en vervreemdt.
Tijdens mijn eerste huwelijksdienst, op 12 juni 1998, zette ik ruim vóór de dienst Bert en Ernie op het randje van de kansel (de preekstoel). Toen ik tijdens de dienst een gesprekje met de aanwezige kinderen hield (een goede gewoonte in veel kerken) vroeg ik hen of ze toevallig ook twee bijzondere gasten hadden gezien. Na enig turen ontdekten ze het tweetal op de kansel. Ik vroeg hen of ze Bert en Ernie kenden en wat ze wisten te vertellen over de twee. De kinderen kenden hen natúúrlijk. Ze vertelden dat ze in één huis woonden en dat ze heel veel met elkaar meemaakten. Ze vertelden dat ze allebei heel verschillend waren eigenlijk. Bert was wat rustiger en Ernie had allerlei maffe ideeën.
Ze vertelden ook dat ze best vaak mopperden op elkaar, maar dat ze het net zo vaak weer goed maakten. Ze waren net zo vaak heel lief voor elkaar, sterker nog: ze bleven bij elkaar, wat er ook gebeurde. Zo passeerden ‘op kinderhoogte’ het belang van vriendschap, van zorg en verantwoordelijkheid voor elkaar, van te waarderen verschillen en overeenkomsten, van liefde en van trouw. Geen seconde bedachten ze te zeggen dat het om twee mannen(poppen) ging. Slimme en genadige kinderen, als je het mij vraagt.
Precies wat zij deelden, zou ook voor kerken en samenlevingen hét uitgangspunt moeten zijn waar we het hebben over zoiets moois als liefde tussen mensen in welke vorm dan ook, en niet: grenzen trekken, afbakenen en definiëren. Het leidt zelden tot iets goeds…
Foto: Peter van der Wal