Studio 54 was hét middelpunt van seks, drugs en disco in de jaren zeventig. Deze plek heeft niet alleen een invulling gegeven aan het begrip ‘disco’, maar is een symbool voor het hele tijdperk. De twee eigenaren, Ian Schrager en Steve Rubell, waren de koningen van het nachtleven in New York. Veertig jaar later wordt teruggekeken op de opkomst én neergang van de grootste club aller tijden.
Voorbij de geblindeerde deuren van Studio 54 wachtte een andere wereld. Tenminste... als het je lukte binnen te komen. Zonsopkomsten en -ondergangen, regen, wind en sneeuw: de nachtclub had een eigen universum waarvan de atmosfeer een paar keer per avond veranderde. “Binnen de muren van de discotheek was iedereen een ster en kon je je volledig vrij voelen”, zegt Ian Schrager in de documentaire van Matt Tyrnauer. Schrager opende eind jaren zeventig samen met zijn middelbareschoolvriend Steve Rubell de deuren van de club die de beroemdste ter wereld zou worden.
Het verhaal van de New Yorkse Studio 54 is legendarisch en begint mythische vormen aan te nemen. In 1998 bracht regisseur Mark Christopher zijn interpretatie van de opkomst en ondergang van de discotheek op het witte doek. Het werd een kassucces, onder andere door Ryan Phillippe, die als bartender met ontbloot bovenlijf en in strakke sportbroek van het scherm spat. Er zal een kern van waarheid zitten in deze verfilming, maar oud-eigenaar Ian Schrager vindt het na veertig jaar tijd om het échte verhaal uit de doeken te doen, omdat het hem nu minder steekt als hij erover praat. Schrager wordt in deze documentaire bijgestaan door andere getuigen en oudgedienden, zoals de knappe blonde portier en een van de aandeelhouders van de discotheek.
Regisseur Tyrnauer wisselt archiefbeelden af met recente interviews. Het is interessant om te zien hoe Rubell en Schrager het imago van de discotheek zorgvuldig creëerden. Ze richtten Studio 54 in op intuïtie, maar voerden het idee uit tot in de kleinste details. Er is een fragment waarin Schrager naast de portier staat. Voor de mannen staat een onrustige menigte. Iedereen in de rij probeert de aandacht te vangen van degenen die hun zegen moeten geven om de magische wereld te betreden. Schrager stapt op de voorste rij mensen af: "Jij hebt je niet geschoren, dus je komt er niet in." Hij wijst naar iemand anders: "Ga thuis een ander overhemd aantrekken!"
Op de vraag van een talkshowhost aan welke criteria je moet voldoen om binnen te komen, kan Steve Rubell geen antwoord geven, maar hij kan wel vertellen dat hij in zijn eigen club nooit binnen zou komen. Studio 54 hanteert een gastenlijst met geheime codes zoals NG, dat de afkorting was voor ‘No Good’ of NF wat ‘No Fuck’ betekende en inhield dat de persoon achter wiens naam deze afkorting stond zonder gedoe naar binnen mocht en in de watten gelegd moest worden met gratis drank en coke.
Studio 54 had een theatrale kwaliteit die al je zintuigen prikkelde, aldus een van de geïnterviewden in de docu. De club werkte in ieder geval als een magneet en was een vrijhaven voor wereldsterren als Mick Jagger, Andy Warhol, Liza Minelli, Cher, Calvin Klein en Michael Jackson. We zien een jonge, verlegen Jackson met afrokapsel: "Hier voel ik me volkomen vrij, kan ik zijn wie ik echt ben en dansen met wie ik wil." Voor de King of Pop waren dit soort uitgaansavonden een vorm van escapisme.
Discomuziek was de pijler waarop Studio 54 leunt. Daarmee was de club een trendsetter, want discomuziek werd voordien alleen gedraaid in gaybars en gemaakt door zwarte muzikanten. Het bleek een gouden zet, want de gays op de dansvloer trokken veel heterovrouwen en topmodellen aan, waar weer een boel hetero’s op afkwamen. Zo ontstond een mooie mix van mensen van alle genders, seksuele voorkeuren en afkomst.
Het succes van de club steeg de eigenaren en aandeelhouders naar het hoofd. Ze waanden zich onoverwinnelijk, maar vielen na een reeks belastinginvallen en drugsschandalen van hun sokkel. Rubell en Schrager belandden in de gevangenis en zonder hen bleek Studio 54 waardeloos. Nothing fabulous could last forever en in december 1979, amper twee jaar na de opening, sloot ’s werelds beroemdste discotheek haar deuren.
"Ik kan hier mezelf zijn en dansen met wie ik wil" - Michael Jackson
Het valt niet te ontkennen dat Studio 54 een belangrijk tijdsdocument is. De nachtclub was voor velen de hemel op aarde. Het verhaal van de discotheek loopt parallel aan de periode waarin de pil net bestond en het aidsvirus niet rondwaarde. Overal, van de kelders tot het balkon had men ongeremde, zorgeloze seks. Dat is nu haast niet voor te stellen en alleen dat al is een reden om de documentaire te bekijken. Toch mist de film een bepaalde schwung, spanning en het vermogen om je als kijker echt in het verhaal te trekken. Wat Ester Gould en Reijer Zwaan wel lukte in tijdsdocument Strike a Pose, waarin Madonna's terugblikken op hun tour met de poplegende, krijgt Tyrnauer met Studio 54 niet voor elkaar. Op geen enkel moment kun je je écht inleven in de karakters en nergens voel je, al is het een seconde, de vibe van een nachtclub. Zelfs een beroemd disconummer als 'You Make Me Feel (Mighty Real)' hoor je tamelijk onbewogen aan.
Studio 54 is bovenal een documentaire over de vriendschap tussen Burell en Schrager, die ondanks alles sterk bleef en duurde tot het moment waarop Burell overleed aan de gevolgen van aids. En de docu bevestigt het beeld dat we hebben van Amerika als ‘Land of hope and opportunities’. Ook al is het doek van de beroemde disco allang gevallen, het gedachtegoed van Studio 54 leeft voort in de hotels van het imperium dat Schrager vanaf de jaren tachtig opbouwde.
Het verhaal van Studio 54 blijft legendarisch. Daar doet deze documentaire allerminst afbreuk aan. Sterker nog: misschien houdt het de mythe wel in stand.
Studio 54
Met: Steve Rubell, Ian Schrager
Regie: Matt Tyrnauer
Vanaf nu in de bioscoop.