Vrijdag 1 februari in het Stedelijk Museum. In een aparte vleugel van het hoogtepunt van geïnstitutionaliseerde moderne kunst zijn voor even het bonte gezelschap aan bezoekers zelf het kunstobject. Tussen hippe museummedewerkers en gearriveerde Amsterdammers die zichzelf vooral heel woke en open minded vinden, zitten tientallen queer vluchtelingen, transgender-personen, genderqueers, non-binaire personen, sekswerkers, kunstenaars en activisten op lage krukjes in de performance-zaal.
Het is een bijzonder schouwspel, deze vreemde mix van de absolute boven- en onderlaag van de maatschappij. Velen van de aanwezigen herken ik uit de laatste relikwieën van de ondergrondse queerscene, voor zover nog aanwezig in Amsterdam. Voor drie uur is het Stedelijk van hen. Althans, de afgebakende ruimte van deze raamloze ruimte die volledig aan het zicht is onttrokken.
“Queer is not a manifesto”, een project van Aynouk Tan en Carly Rose Bedford, biedt een podium aan queer personen om zelf een interpretatie te geven van wat het nu betekent een term te dragen die door mainstream media en publiek zo wordt opgeëist, geïnterpreteerd, misvormd en onderdrukt. Drie uur “zijn” in een museum waar – het moet gezegd – ook ik me als persoon van kleur niet veilig voel en me nooit in kunst of kunstenaars herken.
Het blijkt een emotionele drie uur.
Daadwerkelijk queer en van kleur zijn, is vechten met ieder voordeel, uitsluitingsmechanisme, instituut, overheidsorgaan, machtsmiddel, patriarchale uitwas, establishment en dus ook: museum.
Door activisten en artiesten voor even een goed betaald podium te bieden, worden ook hun stemmen onbedoeld onderdeel van dit kapitalistische machtssysteem.
Bij de opening van het event dat binnen de reeks “Stedelijk Statement” valt, wordt een manifest voorgedragen dat bij monde van de organisators direct het falen van hun eigen project toont. Door nu juist in dit instituut activisten en artiesten voor even een (redelijk) goed betaald podium te bieden, worden immers ook hun stemmen geapproprieerd en onbedoeld onderdeel van dit kapitalistische machtssysteem.
Activiste en schrijver Olave geeft een cynische speech over haar angst dat onder de noemer van ‘we need to have this conversation' het vooral bij een hoop praten blijft, zonder dat er daadwerkelijk geluisterd wordt of iets verandert. Voor een stevig potje morele masturbatie is het programma echter veel te ongemakkelijk.
Bij de aanwezige queer personen komt een woede en pijn vrij die zo alomvattend en voelbaar is dat een van de bezoekers zelfs flauwvalt, terwijl anderen het nauwelijks tot niet droog laten. De verhalen en performances van de prachtige aanwezigen – de één nog mooier uitgedost dan de ander – gaan namelijk niet over utopische dromen, interessante intellectuele exercities of artistieke abstracties, maar de keiharde werkelijkheid.
Zo zijn er de wervelende woorden van een trans vrouw die tot driemaal toe door het IND werd afgewezen omdat zij te masculien zou zijn en nu illegaal in Nederland verblijft. Een lesbische vluchteling vertelt dat ze volgens datzelfde IND prima naar haar eigen land terug kan, omdat ze immers ook seks met mannen heeft gehad en haar geaardheid dus kan accommoderen.
En dan is daar het naakte lichaam, wars van ieder westers schoonheidsideaal of juist gereduceerd tot fetisj. De Amerikaanse kunstenaar Carlos Martiel stelt zichzelf in al zijn zwarte naaktheid tentoon in de openingsfoyer van het museum. De raspend ademhalende kunstenares Liz Rosenfeld sjouwt met haar eigen vet.
Het is verrassend hoeveel aanwezigen uiteindelijk niet queer blijken te zijn.
Ik blijk niet voorbereid op het event. Had nauwelijks een idee waar ik me in begaf tot ook ik daar op een krukje zit en in no time duizelig en misselijk tegelijk word. In ieder gesproken en onuitgesproken woord word ik geraakt in de vele trauma’s die het queer bestaan rijk is. Altijd weer bevraagd, genormeerd, beoordeeld. Onbekwaam gelaten zelf beslissingen te nemen – in afwachting van artsen, psychologen en de overheid. Uitgewist in de geschiedenisboeken. Teruggebracht tot een fenomeen van een verschijnsel. Betast, geslagen, uitgekotst, uitgelachen, weggeduwd, onaanraakbaar, ondatebaar, ongenaakbaar ook. Uitleggen telkens weer, altijd en overal. Er wordt gesproken van micro-agressie, maar ik ervaar macro-agressie. Iedere dag.
Op een gegeven moment wordt het cisgender, heteroseksuele en witte deel van het publiek gevraagd de zaal te verlaten. Moeizaam staan enkelen op. Dan meer. Het is verrassend hoeveel aanwezigen uiteindelijk niet queer blijken te zijn. Met een groep van zo’n vijftig queers en people of color blijven we in kleine setting over. Er wordt een lange doek als warme deken om ons heen gespannen. “Nu zijn we veilig”, wordt er gezegd. Voor tien minuten dan, welteverstaan. Dan gaan de deuren open en is het evenement afgelopen.
Ik realiseer me dat ik nog nooit in mijn leven zo onder ons ben geweest, wat dat ook moge zijn. De bewuste uitsluiting roept hevige reacties op. “We zijn toch allemaal mensen die van elkaar houden”, zegt een vrouw in het Engels. “Wat hebben die mensen daarbuiten nou verkeerd gedaan?”
Anderen huilen juist en zeggen zich voor het eerst in hun leven veilig te voelen. Ik beschouw het vooral als een ongemakkelijk sociaal experiment waarbij de buitenstaanders, die altijd en overal als vanzelfsprekend het middelpunt vormen, even voelen hoe het is om aan de zijlijn te staan. Toch kan ik niet ontspannen. Want queer zijn is maar één van mijn identiteiten. Dat benoem ik ook, terwijl ik voorzichtig het kruis onder mijn shirt vandaan haal. “Trekken jullie deze weer van mijn nek, zoals jullie in Vrankrijk hebben gedaan? Mag echt iedere van mijn identiteiten er zijn, of moet ik wel kiezen?”
Het is even heel stil. Hier en daar wordt nog snel een zin ingebracht. Dan is de tijd op. “Dit is de tijd die het museum ons heeft gegeven”, zeggen de organisators verontschuldigend. Als iets het failliet van de kunstwereld toont, zijn het deze tien minuten wel. Wat er in dit moment ook had kunnen opstaan, is bij voorbaat alweer de nek omgedraaid. Gecultiveerd en teruggebracht tot een tijdslot, een afgebakende ruimte, een afgebakend raamwerk.
Maar echte kunst geeft een stem aan de stemlozen en doorbreekt de paradigma’s van tijd en plaats.
Queer is not a manifesto is wel degelijk een manifest, dat om meer dan een één- of tweetalig vervolg vraagt en dan niet in een raamloze ruimte, maar in het hele museum als creatieve speeltuin.
Coverbeeld: Peter van der Wal