In 2020 in Eindhoven Nederlands eerste inloophuis voor jongens en mannen die vrijwillig of gedwongen sekswerk verrichten. Die laatste groep is echter moeilijk over de drempel te krijgen. “Slachtoffers van jongensprostitutie zoeken vaak geen hulp.”
Sinds 2017 zet Glenn van den Akker (30) zich als zorgcoördinator in voor slachtoffers van jongensprostitutie bij het Expertisecentrum Mensenhandel en (jeugd)Prostitutie (EMP) van welzijnsorganisatie Lumens in Eindhoven. Achteraf gezien kwam hij in zijn tienertijd vaker in aanraking met sekswerk dan hij zich realiseerde. “Ik was er soms maar een paar stappen van verwijderd, besef ik nu. Via de webcam liet ik delen van mezelf zien waar iemand gemakkelijk misbruik van had kunnen maken en op datingapps ontving ik weleens een aanbod voor seks tegen betaling. Ik ken meerdere jongens die tijdens het stappen weleens naar huis gingen met een oudere man in ruil voor geld. Gek genoeg legde ik destijds niet de link met sekswerk.”
Drievoudig taboe
Een aantal Nederlandse instanties deed de afgelopen decennia onderzoek naar jongensprostitutie, maar de precieze omvang van de problematiek in kaart brengen bleek lastig. In een factsheet die het EMP in 2018 opstelde met diverse ketenpartners, schatten zij dat ongeveer 1.500 jongens dagelijks seksuele diensten verlenen tegen betaling. Dat er over jongensprostitutie nog maar weinig bekend is, laat zich volgens Van den Akker goed verklaren. “Slachtoffers van jongensprostitutie lopen tegen een drievoudig taboe aan op homoseksualiteit, sekswerk en mannelijk slachtofferschap. In veel gevallen zoeken of accepteren ze daardoor geen hulp.”
“Klandizie bestaat grotendeels uit mannen die anoniem willen blijven”
Tijdens zijn studie Sociaal Pedagogische Hulpverlening merkte Van den Akker dat de zorgverlening zich in het kader van gedwongen prostitutie met name richt op vrouwen. “Jongens die in aanraking komen met seksuele uitbuiting worden daardoor over het hoofd gezien. Ook jongens zelf bereiden we niet voor op de mogelijkheid dat zij slachtoffer kunnen worden van mensenhandel. Mijn collega’s en ik geven regelmatig voorlichting op scholen om dat beeld te veranderen.”
Mede door deze misvatting, staan veel jongens volgens Van den Akker niet open voor verandering. “Dat heeft mij echt verbaasd toen ik met dit werk begon. Mijn collega’s en ik bieden de jongens altijd een exit aan. Wij zetten de deur op een kier, zij hoeven enkel de stap te zetten. Het kost echter veel moeite die deur open te houden en hen te overtuigen om ons te vertrouwen. Ik dacht heel utopisch dat deze jongens onze hulp met beide handen zouden aangrijpen.”
‘Vrijwillig’
Van 2015 tot en met 2018 deed het EMP uitgebreid onderzoek naar jongensprostitutie in en rondom Eindhoven. 52 van de 70 jongens met wie zij spraken, gaven aan vrijwillig te zijn gestart met sekswerk; 42 van hen waren minderjarig toen ze voor het eerst seks tegen betaling hadden. Maar ‘vrije wil’ is in deze context volgens Van den Akker soms een relatief begrip. “Neem jongens die door hun ouders uit huis worden gezet na een coming-out. Zij zijn een makkelijke prooi voor mensenhandelaren, die hen bijvoorbeeld onderdak aanbieden in ruil voor seksuele diensten. Wij merken dat jongens die op zo’n aanbod ingaan in hun beleving vaak een vrijwillige keuze maken.” Soms speelt tijd een factor bij het erkennen van slachtofferschap. “Neem de recente zaak in Utrecht, waarbij twee mannen werden veroordeeld voor het runnen van een jongensbordeel. Een aantal jongens gaf in eerste instantie aan vrijwillig voor hen te hebben gewerkt. Maanden later kwamen sommige daar toch op terug.”
Bijna alle jongens in het EMP-onderzoek kwamen uit een gebroken gezin of een probleemgezin. Vaak kwamen daar aanvullende kwetsbaarheden bij, waaronder seksueel misbruik, verwaarlozing of een pestverleden. De meeste jongens begonnen aan seks tegen betaling om hun seksualiteit te ontdekken, uit nieuwsgierigheid of uit geldnood. Van den Akker: “Vakkenvullen levert ongeveer 5 euro per uur op, seks tegen betaling 150 euro in een kwartier. Het is heel verleidelijk. Op dat moment zien jongens er soms geen kwaad in, maar vervolgens kunnen ze verstrikt raken in een web van misleiding, drugs en chantage, waarbij de pooiers steeds meer belastend materiaal verzamelen. Jongeren zijn daarbij een stuk makkelijker te chanteren dan vroeger. Een naaktfilmpje wordt met het grootste gemak gedeeld met miljoenen mensen via sociale media. Het ergste wat mij vroeger kon gebeuren was dat iemand een naaktfoto via MSN deelde met klasgenoten.”
Jonge vluchtelingen werden in het onderzoek aangeduid als extra kwetsbare groep, met name wanneer zij alleen naar Nederland zijn gekomen of ongedocumenteerd zijn. Veel van hen zien zich genoodzaakt onderbetaald werk te verrichten, vaak seksueel van aard, in ruil voor kost en inwoning en ze zijn in veel gevallen makkelijk te chanteren in hun angst om uitgezet te worden. Daar komt in veel gevallen ook nog een negatieve culturele opvatting over homoseksualiteit bij.
House of Inner Strength
Meerdere jongens gaven in het onderzoek van het Expertisecentrum Mensenhandel & Jeugdprostitutie aan een plek te wensen waar ze terecht konden voor hulp, zonder veroordeeld te worden. In februari 2020 opende het EMP in Eindhoven daarom het House of Inner Strength, een inloophuis voor jongens en mannen die vrijwillig of gedwongen in de prostitutie zijn beland, alsmede slachtoffers van zedenmisdrijven.
“Vakkenvullen levert ongeveer 5 euro per uur op, seks tegen betaling 150 euro in een kwartier”
Verschillende organisaties opereren binnen het pand als één groot team. Fysiek hoeven mannelijke sekswerkers op deze manier maar één drempel over om uit te komen bij de juiste zorg. De GGD test jongens op soa’s en hiv, het Leger des Heils assisteert jongens die willen stoppen en Vluchtelingen in de Knel biedt ongedocumenteerde jongens juridische ondersteuning. Ook is er altijd een rechercheur aanwezig van Team Mensenhandel. Van den Akker: “Dat vind ik persoonlijk een van de mooiste dingen. Veel slachtoffers van jongensprostitutie zijn bang voor de politie. Vaak werken ze illegaal, zijn ze als minderjarige begonnen of hebben ze er in hun beleving zelf voor gekozen. Mensenhandelaren en klanten maken daar misbruik van. Ze maken jongens wijs dat de politie hen niet kan helpen, niet zal geloven of zelfs zal bestraffen.”
Van den Akker vertelt dat de jongens vooral praktische vragen hebben. “Ze vragen zich bijvoorbeeld af hoe ze aan een vergunde baan kunnen komen; voor vrouwelijke sekswerkers is dat in Nederland veel makkelijker. Er zijn maar een paar locaties waar je als mannelijke sekswerker aan de slag kunt. Jongens en mannen zitten niet tot nauwelijks voor de ramen; hun klandizie bestaat grotendeels uit mannen die anoniem willen blijven.”
De meeste jongens hebben volgens Van den Akker met name behoefte aan ambulante zorg. “Vaak leiden ze een dubbelleven. Het gezonde deel van hun wereld weet niet dat ze ook sekswerk verrichten en dat willen ze graag zo houden. We helpen hen daarom het gezonde deel van hun leven uit te breiden, zodat ze op den duur uit het ongezonde deel kunnen stappen. Er is ook minder ruimte voor het gevoel dan bij meiden. Veel van hen zijn zeer pragmatisch ingesteld; als ik hen vandaag iets beloof, moet ik ze morgen laten weten of het gelukt is en wat de volgende stappen zijn.”
Verder onderzoek
Voor de eerste lockdown was het House of Inner Strength ongeveer een maand open. In die maand ontvingen Van den Akker en zijn collega’s alleen mannen met wie ze reeds online of offline contact hadden. Sinds het centrum in de zomer haar deuren heropende, komt daar langzaam verandering in. “Veel jongens brengen inmiddels andere jongens uit het veld mee. Vaak worden ze samen uitgebuit; klanten wordt regelmatig een trio of orgie aangeboden. Ook andere zorginstanties verwijzen jongens inmiddels aan ons door.”
Van den Akker hoopt dat er uiteindelijk vier of vijf soortgelijke inloophuizen bijkomen in andere regio’s. “Zo wordt het voor sekswerkers nog laagdrempeliger hulp te zoeken. Ook kunnen we dan regiogebonden bevindingen gaan uitwisselen. Momenteel doen we opnieuw grootschalig onderzoek om in kaart te brengen hoeveel jongens in Nederland aan sekswerk doen en waar zij behoefte aan hebben. In ons eerdere onderzoek keken we met name naar de gedwongen kant, dit keer richten we ons ook op de niet-gedwongen kant. Mochten we veel respondenten zien in een bepaalde regio, dan opent daar misschien een volgend inloophuis.”
“Het raakt mij wanneer een jongen vertelt dat hij een afspraak heeft met een hardhandige klant”
In Duitsland en België bestaan dergelijke centra volgens Van den Akker overigens al jaren. “Nederland denkt vooruitstrevend te zijn, zeker op het gebied van seksualiteit, maar op dit vlak valt het vies tegen. Een grote les uit ons eerdere onderzoek was dat er voor deze jongens nauwelijks hulp bestaat. Onze huidige subsidie loopt tot eind dit jaar. Dat kan dus betekenen dat we straks ineens moeten stoppen. Ontoelaatbaar, wat ons betreft. We roepen de overheid dan ook op om deze groep te erkennen door structureel een passend zorgaanbod te financieren.”
Niet zonder gevaar
Het inloophuis is een mooie mijlpaal in de zorgverlening aan slachtoffers van jongensprostitutie, maar voor veel jongens is de drempel om binnen te stappen te hoog. Daarom blijven Van den Akker en zijn collega’s contact zoeken op alle plekken waar mannelijke sekswerkers te vinden zijn, off- en online. “Zij bewegen zich voor een groot deel op het internet, dus wij moeten daar ook aanwezig zijn. Zo zagen we het afgelopen jaar een enorme groei in het aantal jongens dat een OnlyFans-account aanmaakt, waarop ze goudgeld verdienen aan het verkopen van erotische foto’s en filmpjes van zichzelf. Op datingapps heb ik een profiel als hulpverlener. Ik spreek jongens daar niet actief aan, tenzij ze zichzelf duidelijk als sekswerker aanbieden. Ik laat ze dan weten dat ze mij kunnen benaderen als er iets is en verder laat ik ze hun ding doen. Om de drempel te verlagen en het vertrouwen te winnen vraag ik tijdens het werk nooit onnodig naar persoonsgegevens. Deze jongens moeten niets van ons, behalve zelf keuzes maken. Wanneer we uiteindelijk fysiek met jongens afspreken, komen ze soms drie tot vier keer niet opdagen, maar wij gaan gewoon door tot ze het aandurven.”
Het werk dat Glenn en zijn collega’s verrichten is niet helemaal zonder gevaar. “Wanneer wij ons werk goed doen, kost dat mensenhandelaren immers geld. Daarom gaan we er altijd met zijn tweeën op uit en dragen we een pieper die in contact staat met de meldkamer. Gelukkig heb ik in de afgelopen drie jaar nog niets vervelends meegemaakt.” Wel heeft Van den Akker meer moeten wennen aan het werk dan hij had verwacht. “Toch ben ik blij dat ik mijn werk nooit helemaal los kan laten. Dan zou ik beter kunnen stoppen. Natuurlijk doet het mij iets wanneer een jongen vertelt dat hij straks een afspraak heeft met een hardhandige klant. Later check ik dan altijd even of hij oké is. Ik doe dit werk vanuit mijn hart.”
Beeld: Sioejeng Tsao