Irma Iepma en Ingrid Mastenbreurtje zijn hartsvriendinnen. Ze delen lief en leed op het hek bij een weiland. Regelmatig fietst postbode Siemen voorbij, die hartelijk wordt begroet met ‘Hooooiiiiiiii’. Maar die had eigenlijk geen tijd voor de meiden. “Ik heb geen tijd. Ik moet warken. Dáárom.” Hier een van de leukste afleveringen van Zaai!
Irma Johanna Iepma en Ingrid Mastenbreurtje waren de hoofdpersonages in de Villa Achterwerk-serie Zaai. Plien van Bennekom speelde de krukkige Irma die vaak iets had. Bianca Krijgsman speelde Ingrid, een kribbig maar ook onzeker meisje. Ze praatten allebei met een accent dat was gebaseerd op het Friese dialect zoals dat werd gesproken op Terschelling. Ze hadden een archaïsche woordkeus, en het stopwoord ‘dus’ kwam regelmatig voorbij.
Rubberlaarzen, kriebeltruien, melkboerenhondenhaar
De meisjes droegen rubbelaarzen over hun blote benen en kriebelig uitziende truien. Elk hadden ze piekerig melkboerenhondenhaar. Zo’n beetje elke aflevering begon met de vriendinnen op een hek bij een weiland, waar ze zich weer eens stierlijk zaten te vervelen. Postbode Siemen (een rol van Joep Onderdelinden) fietste dan voorbij en dan ging het als volgt: “Postbode Siemen, wij vervelen ons wij twee. Dus jij moet wat verzinnen .” “Maar ik heb geen tijd. Ik moet warken, dáárom.”
Zaai was geschreven door Paul Groot (die onlangs aankondigde een senior-versie te willen maken waar vooralsnog geen vraag naar is) en werd uitgezonden van 1998 tot en met 2003. In de onderstaande aflevering is Ingrid ‘een beetje droef’. Want haar oma ligt in coma. Waarop Irma constateert: “Dat rijmt!” Irma weet niet wat ‘in coma’ betekent en denkt Ingrids oma op vakantie is in Italië en bij het Comomeer ligt.
Oma Kippenhok
Maar gelukkig is postbode Siemen er om Ingrid op te beuren. “Hebben jullie woorden had, soms?” “Heel niet, er zijn omstandigheden.” “Dusss. Ach kindje toch! Welke oma?” “Oma Kippenhok.” “Hoe ist beurt?” “Nou, ze stond te strijkbouten en inenen werd ze niet lekker.” “Maar wat wil dat feitelijk beduiden dan, in coma?” “Oooh, dat is echt skrikkelijk erg.”
Aan de hand van het sprookje Doornroosje komt postbode Siemen met een oplossing. Als de meiden besluiten om naar het ziekenhuis te gaan, steekt hij daar echter een stokje voor. “Dat kan helemaal niet. Oma ligt waarschijnlijk om de intensieve keer. Met een zakje pies onder het bed. En allerhande toeterende tierelantijnen.” Ingrid had al bedacht dat ze een fles chipolatavla mee ging nemen, want ‘daar houdt ze van’.
'Waar ik zo allengs op aanstuur'
Een dag later. Irma informeert hoe het is in het ziekenhuis. Best eng, want oma ligt met één oog open. “Maar ze ziet je niet, want het is een glazen oog.” “Hoe komt ze daar dan aan?” “Ziekenfonds, denk?” Maar oma was al een tijd niet goed. Ging ze middenin de nacht naar de stal om de geit in het opkamertje te zetten.
En daar is postbode Siemen weer, die alvast een nare tijding oefent. Die de ontluikende lente bejubelt, maar zegt dat moeder natuur niet alleen geeft, maar ook neemt. “Je begrijpt waarschijnlijk nu wel waar ik zo allengs op aanstuur.” Huilend vertelt hij dat hij net bij Ingrid thuis was om de nieuwe postorderbestelcatalogus af te leveren. “Of nee, dat van die catalogus kan ik maar beter skippen.”
'Hartstikke dood'
Weer een dag later. Oma is ‘hartstikke dood’. “Maar heel geen haar had ze, heel raar. En ze had altijd zo’n warrel hiervoor.” Ingrid heeft haar zondagse kleren aan, waar ‘eigenlijk lakschoenen bijhoren om het helemaal af te maken’. “Dan lopen we even langs mijn huis, dan krijg je de mijnese.” “De jouwese? Dat vink echt lief!” Irma heeft een corsage gemaakt voor Ingrid. “Skitterend mooi! Ze ruiken heerlijk, waar heb je die weg?” “Die heb ik bij je oma uit de tuin knipt.” “Dusss.”