Na jarenlang in de binnenstad van Amsterdam te hebben gewoond, heeft Frank Sanders (76) die stek verruild voor een huis in Vinkeveen. Eenzaamheid is een vreemde voor de oprichter van de Frank Sanders Akademie.
Je zou toch denken dat eenzaamheid op de loer ligt als je jouw stad en het huis waar je zo lang in gewoond hebt, verlaat?
“Maar dat is allerminst gebeurd. Ik woon er al sinds 2007 in mijn eentje. Ik heb altijd goed voor het huis en mij gezorgd maar een paar jaar geleden keek ik om mij heen en dacht: wat verandert er nou eigenlijk nog? Helemaal niks! Ik kreeg bovendien last van een longontsteking waardoor ik moeilijk de trappen op en af kon in dat grote huis.”
Wel jouw huis met al jouw herinneringen.
“Daar wilde ik mee breken. Ik ben niet zo van het achteromkijken, ik wil vooruit. Dat is altijd al zo geweest. Ik had een keer last van lekkage in de kelder. Daar lag mijn archief dat bestond uit ongelooflijk veel foto’s en video van mijn theater-, televisie- en privéverleden. Ik kwam eigenlijk niet graag in die kelder maar was naar beneden gegaan vanwege die lekkage en struikelde over een castfoto van een voorstelling die ik samen met Jos [Jos Brink en Frank Sanders waren jarenlang een celebrity-stel, red.] heb gemaakt. Iedereen op die foto was dood, behalve ik. Zo wil ik niet leven, ik wil vooruit en in het hier en nu zijn.”
Door naar Vinkeveen te verkassen? Geen zoete inval meer van Jan en alleman?
“Mijn vrienden weten dat ze niet onaangekondigd voor mijn deur moeten staan, daar houd ik niet zo van. In de jaren dat ik nog in Amsterdam woonde, heb ik heel leuke feesten gegeven voor veel mensen, voornamelijk aardige, creatieve mensen. Ik heb nooit onder een steen geleefd. En Vinkeveen is trouwens helemaal niet ver. Wie geen auto heeft, pik ik op. En nu blijven mensen weleens slapen. Dat vind ik helemaal knots!”
Je omringt je daar misschien ook wel met allerlei spulletjes vol herinneringen?
“Nee, ik heb alles weg gedaan. Kleren naar het Leger des Heils, video’s naar het Instituut voor Beeld en Geluid en veel foto’s en ander materiaal naar het Theaterarchief; een charmant museum in Gorinchem. Op een kast, tafel en een klok na, heb ik verder alles weggesmeten. Kleren, servies; alles. Ik heb daar wel een halfjaar over gedaan, hoor. Ik had vooraf niet bedacht dat ik echt álles weg zou doen.”
Beetje bij beetje werd het makkelijker om afscheid van die spullen te nemen?
“Door erfenissen had ik ineens vier serviezen, wat moet je ermee? En ik had een kamer vol met boeken – niemand wilde die hebben dus alles is bij het oud papier gegaan. Er is nog geen moment geweest dat ik iets miste, dat ik dacht waar is toch die…”
…appelboor?
“Haha ja. Weet je dat jonge mensen geen appelboor meer hebben? Die laten hun oma een appeltaart bakken of ze gaan naar de supermarkt.”
Je bent veel onder de jonge mensen; vier dagen per week ben je op jouw eigen akademie te vinden.
“Nou, die is niet van mij, alleen de eerste drie jaar was die in particulier bezit, daarna zijn wij onderdeel geworden van het ROC. Zonder het ROC waren we nooit in staat geweest om de akademie optimaal te faciliteren. Op de akademie bemoei ik mij met de onderwijsplannen, maak ik roosters, geef ik les en regisseer ik. Onder andere de vierdejaarsstudenten – die gaan in dat jaar op stage.”
Daar komt jouw enorme netwerk van pas: een belletje van jou en het is geregeld.
“Zeker niet, iedereen moet gewoon overal auditie doen. En om op onze akademie aangenomen te worden, moet je ook auditie doen. Bij die audities ben ik zelf ook vaak betrokken, dat vind ik leuk. Laatst liep ik achter een groepje auditanten in de gang en ik hoorde dat eentje aan de ander vroeg: ‘Die Frank Sanders, leeft die nog?’”
Wat verschrikkelijk.
“Helemaal niet! Zo gaat dat en zo moeten dingen ook gaan. Jonge mensen hebben hun eigen, hedendaagse overtuigingen om hier te willen studeren. Dat ze dan niet alles weten over vroeger of wie Jos Brink was, is normaal. Soms moet iemand dat ook voor het eerst aan een ander uitleggen. Toen ik jong was, had ik ook helemaal geen zin in Fien de la Mar of Louis Davids. Die waren oud en vond ik maar saai.”
Je begeeft je eigenlijk dus bijna dagelijks tussen de jonge mensen?
“Onze studenten zijn tussen de 18 en 23 jaar. Ieder jaar komen er weer nieuwe, jonge mensen bij.”
Die jonge mensen geven je eigenlijk geen kans om alleen, oud en eenzaam te worden?
“Eigenlijk niet. De akademie bestaat nu 25 jaar en ik ben daar nog steeds iedere dag druk mee bezig. Omdat ik nog zó bezig ben, voel ik mij soms eerder 50 dan 76.”
Is er dan niemand uit jouw leven die alleen thuis is komen te zitten?
“Ik ken dat soort mensen helemaal niet. Natuurlijk ga ik ook genoeg om met mensen uit mijn eigen generatie en leuk daaraan is dat je niets hoeft uit te leggen als je herinneringen ophaalt. Zij weten gewoon welke voorstellingen we allemaal voorbij hebben zien komen en wie daar dan in speelden. Het is niet zo dat ik mijn verleden niet erken. Maar ik wil er ook niet in blijven hangen.”
Beeld: Chris & Marjan