Columnist Matthijs van Els loopt de deur plat bij de GGD. Niet uit angst, maar uit een gezonde gewoonte – al was dat ooit wel anders. Bijkomend voordeel: de knappe soa-arts van kamer 6. “Je vaak laten testen maakt iemand niet vies, maar verantwoord.”
Met tot nu toe 26 soatesten op mijn naam ben ik een graag geziene gast bij de GGD. Door mijn PrEP-gebruik heb ik het privilege met een select gezelschap te mogen wachten op de eerste verdieping. Door monkeypox-omstandigheden moest ik onlangs voor het eerst sinds jaren weer wachten op de begane grond met ‘de rest’ en dat werd een interessante trip down memory lane.
Ik loop door de lange hal en neem plaats tussen zo’n vijftien andere wachtenden. Mensen zijn stil. Er wordt gefluisterd, hier en daar worden grappen gemaakt, twee vriendinnen komen elkaar toevallig tegen en nemen de dag door, en het merendeel lijkt verzonken in hun telefoon. Tot er – ‘ding-dong’ – een nieuw nummer op de schermen verschijnt met bijbehorend kamernummer, waarop iedereen als een stokstaartje overeind schiet. ‘What Is Love’ van Haddaway klinkt over de speakers en ik bestudeer de soa-statistieken die tussen de nummers door op de schermen verschijnen. Wauw, wat goed! Het aantal nieuwe hiv-gevallen in Amsterdam blijkt gedaald van 100 in 2018 naar 44 in 2021. Ik ben afgeleid, nee, geobsedeerd door de megaknappe dokter uit kamer 6 die voor de derde keer voorbijloopt. Is het gepast om hier te flirten? Terwijl ik hierover nadenk, realiseer ik me dat ik voor het eerst ontspannen en vrolijk op de begane grond zit. Dat was ooit wel anders.
Mijn eerste soatest van twaalf jaar geleden staat in mijn geheugen gegrift. Het was een circus vol vragen, bloed, speeksel, urine, een wattenstaaf in mijn lul en een soort eendenbek in mijn anus die ik moest vasthouden terwijl de arts ook daar vrolijk een wattenstaaf doorheen haalde. Maar met name in die wachtkamer op de begane grond baadde ik in het zweet. Ik was als de dood bekenden tegen te komen en was misschien nog wel banger voor de artsen die met potentieel slecht nieuws rondliepen – destijds moest je na de test ook nog een half uur wachten op de uitslag van de hiv-sneltest. Bij elke ‘ding-dong’ veranderde ook ik in een stokstaartje en bereidde ik me voor op het ergste. Ik heb slechts twee keer een soa gehad, en dat kwam mijn gemoedstoestand niet ten goede. Een bezoek aan de GGD zag ik niet als goed of gezond; als je daar was, dan was er iets aan de hand. Eén keer zag ik iemand waarmee ik een paar dagen daarvoor nog seks had gehad; achteraf stuurde ik hem een bericht of ik me zorgen moest maken. Zijn zeer terechte verontwaardiging wilde ik toen niet begrijpen.
“Tegenwoordig loop ik de deur van de poli plat uit gezonde gewoonte, niet uit angst”
Toen ik een aantal jaar geleden begon met PrEP verdween niet alleen mijn disproportionele angst voor hiv, maar werd ik me ook bewust van het belang en juist het alledaagse van aandacht voor seksuele gezondheid. Het feit dat iemand zich laat testen betekent niet gelijk dat iemand iets onder de leden heeft. En zelfs al heeft iemand een (niet te genezen) soa, dan maakt dat diegene niet ziek of ‘niet clean’ – een begrip dat helaas nog te vaak wordt gebruikt op datingapps om te polsen of iemand soavrij is. Hoe vaak je je ook laat testen en om welke reden ook: het maakt je geen risicogeval dat vermeden moet worden. Het maakt je een verantwoord persoon.
Ik ben blij dat ik tegenwoordig de deur van de poli platloop uit gezonde gewoonte en niet meer uit angst. De begane grond herinnerde me daar weer even aan. En stiekem hoop ik dat ik er over drie maanden weer mag zitten, de bekende ding-dong hoor, op het scherm kijk, en zie staan: kamer 6.
Beeld: Rob Jacobs