Met zijn 31 jaar voelt columnist Matthijs van Els zich tijdens het daten soms een fossiel. “Op datingapps zie ik regelmatig een tenenkrommend “NO 30+” voorbijkomen.”
Voor velen is het behalen van hun dertigste levensjaar een mijlpaal die met lede ogen wordt aangezien; het dertigersdilemma steekt de kop op. Het leven en eerder gemaakte keuzes gaan op de schop, zo ook bij mij. Ik behoor nu bijna twee jaar tot de club van dertigers en dacht mij prima te voelen over mezelf en mijn leeftijd. Waar ik me op had verkeken: wat het betekent om een vrijgezelle homo van 30+ te zijn in de wereld van (online) daten.
Onlangs sprak ik af met iemand die ik had leren kennen via Grindr. Na de seks lagen we op bed uit te hijgen en praatten we over koetjes, kalfjes en onze levens. Onze leeftijd was online nog niet ter sprake gekomen, maar toen hij de mijne hoorde, klonk een teleurgesteld “Oh…”, met een bijbehorende grap over hoe oud dat me maakte in gay-jaren. Let wel, hij was slechts vijf jaar jonger dan ik, maar door deze opmerking voelde ik me direct een fossiel. In gedachten rolde ik met mijn ogen en slaakte ik een zucht. Ineens begreep ik waarom sommige mannen besluiten te liegen over hun leeftijd.
Onze fixatie op jeugdigheid is niks nieuws; zeker tegenwoordig vliegen botox en fillers je om de oren, alles om er maar jong en ongekreukt uit te blijven zien. De vergankelijkheid van onze jeugd lijken we het liefst te ontkennen. Maar waar de heteroseksuele George Clooneys van deze wereld steeds aantrekkelijker worden gevonden, lijkt het einde nabij voor homoseksuele 30-plussers die op zoek zijn naar liefde, lust of beide. Regelmatig zie ik op datingapps een tenenkrommend “NO 30+” voorbijkomen, vaak bij mensen die zelf halverwege of eind twintig zijn. Wat maakt mannen voorbij the big 3-0 voor deze figuren blijkbaar zo afstotelijk dat ze bij voorbaat al worden afgeschreven?
Homo’s worden regelmatig geassocieerd met promiscuïteit en losbandigheid. Met feesten, seks, drugs, relaties, wisselende partners en uitspattingen die volgens sommigen het daglicht niet kunnen verdragen. Voor zover er sprake is van die losbandigheid – zoals bij mij – denk ik dat die deels dient als (over)compensatie voor dat wat velen niet kenden of hadden toen zij nog niet zichzelf durfden te zijn. Maar ben je er na die losbandige periode nog niet in geslaagd iemand blijvend aan de haak te slaan – wederom, zoals ik – dan ligt ineens het stempel ‘eeuwige vrijgezel’ op de loer.
“Zoende ik als twintiger met een oudere man, dan noemde ik die gelijk een daddy”
Nu ik dit schrijf betrap ik mezelf op hypocrisie. Als twintiger dacht ik namelijk exact hetzelfde. Zoende ik tijdens het uitgaan gekscherend met een oudere man, dan bestempelde ik die achteraf in mijn verhalen direct tot ‘daddy’. Nu ik de dertig voorbij ben, geldt ook het tegenovergestelde; zodra ik ontdek dat iemand in de tweede helft van z’n twintigste is, vind ik hem al ‘te jong’ en klaag ik dat-ie ‘nog in een andere levensfase zit'. Iets met een pot en een ketel…
Karma is een trut. In dezelfde week dat ik door eerdergenoemde date werd bestempeld tot oude vent, ontdekte ik mijn allereerste grijze borsthaar. Misschien had hij gelijk en was ik gewoon op mijn pik getrapt. Volgens mij wordt het tijd zélf de vergankelijkheid van mijn jeugd te accepteren en het dertigersdilemma definitief achter me te laten. Ik ben simpelweg geen twintigjarige twink meer.
Beeld: Rob Jacobs