Robert Alberdingk Thijm (57) en Norbert ter Hall (56) zijn al 33 jaar samen en hebben als koppel menig film en serie gemaakt. “Daardoor denken mensen dat we uit hetzelfde hout gesneden zijn, maar wij verschillen enorm. Gelukkig maar, anders hadden we het geen half jaar met elkaar uitgehouden.”
Robert: “Norbert en ik zijn allebei geboren op 6 oktober.”
Norbert: “Maar hij een jaar eerder dan ik.”
R: “Ik zeg weleens: op mijn allereerste verjaardag kreeg ik Norbert cadeau, maar pas 24 jaar later mocht ik dat cadeau uitpakken.”
N: “Onze eerste ontmoeting was een werkafspraak. Ik maakte als regisseur een jeugdprogramma voor de VPRO, een soort soapserie met kleuters, en was op zoek naar een scenarioschrijver. Een gemeenschappelijke vriend stelde me voor een keer met Robert af te spreken.”
R: “Ik studeerde destijds nog rechten, maar was daarnaast begonnen met scenarioschrijven. Norbert sprak een boodschap in op mijn antwoordapparaat en ik viel gelijk voor zijn stem.”
N: “Zo ging dat, daten in 1990. Apps waren er niet; wat zeg ik, geeneens mobiele telefoons. Alles verliep via antwoordapparaten en contactadvertenties in de krant. Prehistorisch daten.”
R: “Maar goed, toen we afspraken wisten wij natuurlijk nog niet van elkaar dat we gay waren. We ontmoetten elkaar bij café De Jaren in Amsterdam.”
N: “We hadden gelijk ontzettende lol.”
R: “Er was een klein paniekmoment. Na 3 minuten begon Norbert over hoofdpijn. Hij stond op en zei dat-ie even aspirines ging halen bij de V&D. Die komt niet meer terug, dacht ik. Maar zowaar: een paar minuten later zat-ie weer tegenover me.”
N: “Op een gegeven moment schoven er ook andere vrienden aan en met z’n allen zijn we op stap gegaan. Die nacht bleef Robert bij mij logeren en hij is nooit meer vertrokken.”
“Als stel heb je een ontzettende neiging in elkaar te verdwijnen, één entiteit te worden”
R: “Of we gelijk officieel een stel waren? Nou, die nacht kwamen we er meteen achter dat we op dezelfde dag jarig zijn. Om het te bewijzen hebben we elkaar ons rijbewijs laten zien. Dat vind ik best officieel ja.”
In elkaar verdwijnen
N: “Het was zo fijn iemand te ontmoeten die ook fanatiek en ambitieus is en samen dingen wil creëren.”
R: “Tijdens de eerste programma’s die we samen maakten was er wel veel ruzie.”
N: “Een tijd lang hebben we daarom maar niet meer samengewerkt. Dat leek ons beter voor onze relatie. Pas na een jaar of acht durfden we het weer aan en toen verliep het ineens heel soepel.”
R: “Ik denk dat we eerst afzonderlijk van elkaar onze eigen stem moesten ontdekken. Als stel heb je een ontzettende neiging in elkaar te verdwijnen, één entiteit te worden. Dat symbiotische, daar moet je voor waken. Daarin kun je jezelf een beetje kwijtraken.”
N: “Een van onze hoogtepunten vind ik A’dam – E.V.A., een ode aan de stad Amsterdam en haar inwoners. Die serie geeft heel goed onze manier van kijken naar de wereld weer. Wat we belangrijk vinden in het leven, wat we graag willen vertellen.”
Een Franse bruiloft
R: “Onze eerste tien jaar samen hebben we talloze vriendenhuwelijken meegemaakt, terwijl we wisten: wij kunnen dat niet. Trouwen was toen voor homostellen nog een onmogelijkheid.”
N: “Wel kwam er in 1998 de mogelijkheid een geregistreerd partnerschap aan te gaan, waarmee we ongeveer dezelfde rechten hadden als getrouwde mensen. Twee jaar later hebben we daar gebruik van gemaakt.”
R: “We hebben het behandeld als een huwelijk en groots gevierd, in een klein huisje in Frankrijk dat we samen bezitten. We nodigden al onze vrienden en familie uit om erbij te zijn. Voor die Fransen daar was het een opmerkelijke gewaarwording, twee mannen die bezegelen dat ze van elkaar houden.”
N: “Alsof we van Mars kwamen.”
R: “De grootste verrassing tijdens het feest was een spontaan optreden van de dorpsfanfare. Achteraf bleken ze daar eindeloos over te hebben vergaderd, of dat wel of niet kon, omdat het om twee mannen ging, maar uiteindelijk heeft de nieuwsgierigheid het gewonnen.
N: “Ze bleven allemaal plakken op het feest en vonden het geweldig.”
Één mama, twee papa's
R: “We hebben ook een kind: Katy. Eigenlijk is zij de dochter van mijn nicht. Die vroeg ons als peetvaders, maar omdat de biologische vader geen ouderrol wilde vervullen, kreeg ons peetouderschap meteen een concrete invulling. Sinds haar geboorte hebben we haar één dag per week over de vloer gehad. Alles hebben we meegemaakt: vanaf de luiers tot de tienminutengesprekjes met leraren.”
N: “Die waren hilarisch. Kwamen we aan op school met zijn drieën: één moeder, twee vaders. Mensen keken hun ogen uit. Als ze het gewoon hadden gevraagd, hadden we het met liefde uitgelegd, maar niemand deed dat, dus wij hielden ook onze lippen op elkaar.”
R: “Toen ze twee was, begon ze ons ‘papa’ te noemen.”
N: “Ik vond dat een beetje ingewikkeld. Ik wilde niet dat ze teleurgesteld zou zijn als ze erachter kwam dat we beiden niet haar biologische vader zijn. In het begin zei ik daarom: ‘Nou, zeg maar Norbert’, maar er was geen houden aan.”
R: “We hebben haar wel meteen uitgelegd dat we een bijzonder soort papa zijn.”
N: “Uiteindelijk is ze ons altijd pap blijven noemen.”
R: “Inmiddels is ze 20 en volgt ze een filmstudie in Gent. Leuk vind ik dat, dat ze in onze voetsporen treedt.”
Compleet verschillend
N: “We lijken uit hetzelfde hout gesneden omdat we zoveel samen ondernemen, maar eigenlijk verschillen we enorm. Gelukkig maar: als Robert precies zo was als ik, hadden we het geen half jaar met elkaar uitgehouden. Door onze verschillen zijn we completer.”
R: “Helemaal eens. Zo is Norbert heel ongeduldig, maar was hij dat niet, dan zou ik overal te laat zijn. Af en toe wordt hij wel gek van me, omdat ik betweterig en eigenwijs kan zijn op het ziekelijke af. Ik kan heel extreem denken dat ik weet hoe iets zit – ook wanneer dat volslagen onterecht is. Het leukste vind ik hoe loyaal we aan elkaar zijn. We hebben zo veel lol met elkaar, voelen ons thuis bij elkaar en vinden elkaar na al die jaren nog steeds woest aantrekkelijk.”
N: “Onze relatie verandert ook mee, die blijft zich vernieuwen met elke fase waarin we belanden. Los van het fysieke aspect – ik heb dagen dat ik denk: god, wat zie ik er slecht uit vandaag – vind ik het ouder worden heel erg leuk.”
R: “Ik moet denken aan een iconische uitspraak van de castingdirector Hans Kemna. Die keek soms ’s ochtends in de spiegel en zei dan: ‘Zo oud als ik er nu uitzie, zal ik wel nooit worden’.”
N: “Eén ding is in die dik dertig jaar overigens nooit veranderd. Als we wakker worden staan we op, naakt, en vragen we aan elkaar: ‘Kan het nog?’”
R: “Vervolgens doen we heel even alsof we het niet zeker weten, draaien een rondje, en ja, dan kan het gelukkig nog heel goed.”
Tekst: Martijn Kamphorst & Jasper Koekoek | beeld: Jasper Koekoek