Je hebt 'm vast weleens zien staan in de gaybar. Een antiek ogend porseleinen uiltje. Vandaag de dag weten weinigen nog af van de betekenis, maar vroeger had de uil een belangrijke rol in het gay nachtleven.
Vanaf 1927 dreef Bet van Beeren café Het Mandje op de Zeedijk 63 in Amsterdam. Ze stak niet onder stoelen of banken dat ze op vrouwen viel. Haar kroeg stond open voor alles wat aan de rand van de toenmalige samenleving verkeerde. "Open"? Nee: het was een kroeg met een deurbeleid. En daar komt de uil om de hoek kijken. De politie van Amsterdam, en dan vooral de zedenpolitie, zag erop toe dat homo’s en lesbo’s zich niet openlijk konden uiten. Het Mandje was tot de jaren vijftig een van de weinige plekken waar achter gesloten deuren koppels van gelijk geslacht met elkaar mochten dansen, mits er geen leden van de zedenpolitie aanwezig waren. Of anti-homo’s, die het gedrag zouden kunnen aangeven bij de politie.
'Wanneer de zedenpolite aanbelde, werd er een porseleinen uil op een opvallende plaats gezet'i
Daar wordt aan de deur geklopt
De portier moest beoordelen of er gevaar dreigde. Ook de zedenpolitie diende gewoon aan te bellen. Wanneer dat gebeurde, had de portier kans een waarschuwing geven. In Het Mandje werd op dat moment een beeldje van een uil op een opvallende plaats gezet. In andere versies van dit verhaal was er een porseleinen uil waarin op dat moment een lampje ging branden. Waarschijnlijk stond die bewuste uil in de MacDonald Club (1963-1982) in de Reguliersdwarsstraat of in La Fiacre.
Gelegenheden met een deurbeleid zijn er nu ook nog, maar dat zijn voornamelijk besloten clubs of disco’s. Tot in de jaren zeventig was er in veel kroegen een deurbeleid, vooral in kroegen waar homo’s en lesbo’s kwamen. In de jaren zeventig verdween het deurbeleid, maar buiten op straat kon je bij de meeste kroegen niet zien wat er zich binnen afspeelde. Dat veranderde pas met de komst van Coffeeshop Downtown (1970) en vooral Café April (1981-2010), waar de homoman juist naartoe ging om gezien te worden.
Buiten het zicht
De zedenpolitie en de homohoreca deden tot eind jaren zestig een macabere dans. Eind jaren veertig besloot de politie dat het misschien handiger was om besloten homoclubs toe te staan dan telkens klachten van hetero’s te moeten behandelen die seksueel benaderd waren door cruisende mannen op straat of bij de pisbakken. Het kwaad kon zich beter buiten het zicht afspelen. Dit beleid gaf vooral de clubs het DOK op de Singel en later De Schakel op het Leidseplein en met hen het COC ruimte te floreren en Amsterdam een unieke plek te geven in het gay landschap.
Met de culturele en seksuele revolutie van de jaren zestig ging het beleid op de schop en begon de geleidelijke groei van een meer open homo- en lesbo-uitgaanscultuur. Kroegen gaan en komen. In die jaren kwamen er meer bij dan er sloten. Hoe zat het in 1966, 50 jaar geleden?
Groot Amsterdams Kroegenboek
In het archief van IHLIA zijn er twee mooie bronnen, namelijk van Ben ten Holter: Het Groot Amsterdams Kroegenboek, dat zijn eerste druk had in 1967 en het verhaal 'Twee uilen in Athene', in het tijdschrift Dialoog, 1966 nummer 6. Iemand heeft in het verleden in het Groot Kroegenboek negen kroegen aangekruist. Zo te zien zijn dat kroegen waar meer potten kwamen dan flikkers, maar dat kan toeval zijn. In Twee uilen worden nog zes kroegen genoemd die wel degelijk in het kroegenboek staan, maar die niet zijn aangekruist. Aan de beschrijving te zien kwamen daar meer flikkers (zoals de schrijvers ze noemen).
Er worden in totaal achttien gelegenheden genoemd: Violetta, Vraagteken, Monico, De Eland (later Saarein), Café de Paris, Bruine Paard, Moor’s Eldorado, Moor’s Nightclub, Krokodil, Kosmo, MacDonald Club, La Ronde, Jamaicabar, La Fiacre, Incognito, het DOK, de Schakel en natuurlijk Bet van Beeren. De laatste twee waren sociëteiten, geen kroegen.
In Twee uilen wordt ook de vraag gesteld 'hoeveel nichtenkitten' Amsterdam op dat moment in 1966 telt. '"Een stuk of wat", zei een informant. "Zeventwintig", zei een ander zonder aarzelen. En een gemeenteambtenaar bromde somber: "honderden". Het precieze aantal lijkt hij ons niet te noemen.' Want is een bar nog een homobar als 'het percentage uilen te groot' wordt. De uil staat hier duidelijk voor hetero, niet voor een lid van de zedenpolitie.
Twee uilen in een gaybar
De twee 'uilen' die het stuk 'Twee uilen in Athene' in Dialoog hebben geschreven zijn Jan Donkers en Frits Boer. De hetero heren hebben voor het stuk vier nachtelijke kroegentochten ondernomen en daar een vrolijk stuk over geschreven met enkele opvallende zaken. Zo gebruiken ze het woord "gaybar". Ze komen ook met een paar opvallende constateringen: een jaar of wat eerder waren ze per ongeluk in een 'flikkertent' aan de Amstel terechtgekomen. De barman mopperde toen: "Al die uilen tegenwoordig!" In hun ronde van 1966 geen onvertogen woord! Tuurlijk kunnen ze er 'flikkerachtiger uitzien' dan daarvoor, maar zij denken dat 'de homofiel onwillekeurig op de veranderde houding van de maatschappij reageert met een tolerantere houding tegen de gniffelende heteroseksueel, die hem zelfs tot in zijn eigen kleine geheime donkere hoekje komt bespieden'. Het meest gezellige café dat ze bezochten vonden ze Bet van Beeren. In die tijd was er geen portier of uitsmijter meer en het publiek was er heterogeen.
'Bet bood in haar kroeg ruimte aan vogels van diverse pluimage'
Wat hen opvalt is dat de kroegen zo weinig afwijken van andere kroegen. Er zijn 'weinig echt 100% orthodoxe homofielenkroegen' en dat zou erop kunnen duiden 'dat een bescheiden stap op weg naar assimilatie is gezet'. Het feit dat een van de schrijvers op klaarlichte dag in Americain 'een reeks onoorbare voorstellen' kreeg, zien ze als een bewijs van die stelling.
Pils en haring
En Bet? Bet heeft veertig jaar lang haar tent gerund. Ze stierf in 1967, wat volgens Jan Rogier in Dialoog een wonder was 'want sinds veertig jaar bestond haar voedsel uit pils, haring (als dat zo uitkwam) en soms een kleinigheidje vaste spijs. Veertig jaar meer dan veertig pilsjes per dag en dan pas op je vijfenzestigste aan een leverkwaal sterven, dat is een prestatie, die niemand hoeft te evenaren.'
In die veertig jaar bood ze ruimte aan 'vogels van diverse pluimage'. In de oorlog verborg ze onderduikers in de kelder, terwijl er Duitsers boven in de kroeg stonden. Ze was een zakenvrouw die niet alleen goed verdiende, 'maar het dan ook verdiende. Ook kroeg drijven kan een sociaal werk zijn en zeker behoort haar leven tot de petite histoire en tot de sociale geschiedenis van de hoofdstad', aldus Jan Rogier. Het Amsterdam Museum heeft met een replica van Het Mandje in haar vaste collectie de daad bij het woord gevoegd. En de uil heeft daarin een plaats gekregen.
Tekst: Martien Sleutjes (IHLIA) / Coverbeeld: Studio Berkhout