Winq-columnist Johan Goossens moest zich laten testen op corona. “Ook herkende ik van vroeger dat dubbele gevoel waarmee ik naar een test toeleefde.”
Nu ik een aantal jaar veilig en wel aan de PrEP zit, kan ik me bijna niet meer voorstellen hoe bang ik ooit was voor hiv. Ik weet nog dat ik me regelmatig liet testen, het liefst met twee condooms over elkaar vrijde en dat ik altijd vol paniek naar een uitslag toeleefde, maar de heftigheid van de angst kan ik niet meer goed navoelen. Mijn angst van vroeger komt nu bijna overdreven op me over. Tot ik laatst van een vaste scharrel een appje kreeg met slecht nieuws. “Ik heb een test gedaan…” begon hij, met gevoel voor drama. En hoewel ik daarna iets over een soa verwachtte, kwam de aap direct uit de mouw: “Ik heb corona.”
“Het gevoel dat er iets enorms op me afkomt, waardoor ik het liefst weg wilde kruipen”
“O, sorry man”, appte ik netjes terug. Maar ondertussen begonnen mijn hersenen de plaats delict te ontrafelen. Wanneer had ik hem gezien? En wie had ik daarna allemaal bezocht? Het angstzweet brak me uit toen ik realiseerde dat ik na ons contact een paar dagen bij mijn ouders was geweest, aan wie ik mantelzorg verleen. Corona zou voor deze twee risicogroepers desastreus zijn. Terwijl ik de jongen netjes bedankte voor zijn waarschuwing – zoals het in het datingcircuit hoort, ik geef graag het goede voorbeeld – merkte ik dat ik het eigenlijk best warm had. Mijn huid gloeide welbeschouwd, en nu ik er toch op lette, voelde ik over mijn rug een kleine rilling. De afgelopen dagen had ik trouwens best veel gehoest. Even proberen, en ja hoor: een ‘droge kuch’, besloot ik.
Een angst brak in me los, zo groot dat-ie mij terugbracht naar mijn PrEP-loze jaren. Het gevoel dat er iets enorms op me afkomt, waardoor ik het liefst weg wilde kruipen. Net als vroeger wist ik dat me maar één ding te doen stond: testen. Dat kon gelukkig meteen de volgende ochtend, in plaats van pas drie maanden later, zoals vroeger.
Maanden waarin ik uitgebreid de tijd had het risicovol contact minutieus te ontleden. Wie ik waar en wanneer had aangeraakt en hoe lang. Tegen het einde van de drie maanden had ik een gedetailleerde blauwdruk van alle mogelijke risico’s. Bovendien ging ik altijd googelen. Ik struinde Rutgers-achtige sites af, downloadde zelfs Duitse wetenschappelijke rapporten tot ik de kans op hiv had gevonden die paste bij wat ik had uitgespookt: 0,4 procent! Even luchtte het me op dat ik zo weinig kans had, maar als je twee maanden de tijd hebt om je op 0,4 procent te focussen, kan die in je hoofd alsnog best groot worden.
“Mijn hart dat klopte in mijn keel wanneer ik voor het resultaat inlogde bij de GGD”
Ook herkende ik van vroeger dat dubbele gevoel waarmee ik naar een test toeleefde. Iets tussen een stoer ‘laat maar komen’ en ‘o, mijn mooie leventje is voorbij’. Mijn hart dat klopte in mijn keel wanneer ik voor het resultaat inlogde bij de GGD, het kwam allemaal terug. Gelukkig was de uitslag negatief, net als vroeger. En die opluchting was weer alsof er een heel nieuw leven voor me open lag. En ik nam me voor om van nu af aan echt extreem voorzichtig te zijn. Net zoals ik me vroeger altijd voornam na een hiv-test. Elke keer weer.
Beeld: Celso de Sanders / Grooming: Emma Blok